Natuurkunde voor het MBO Deel 3: Hoofdstuk 2 Elektrische schakelingen n3,4
Kies het juiste antwoord.
Wanneer spreekt men over 'kortsluiting'?
Overbelasting van de stroomkring.
Schakeling met een te hoge weerstand.
Beide polen van de stroombron zijn dan direct met elkaar in contact.
Als de stroomkring niet geaard is.
Twee weerstanden (42 Ω en 84 Ω) zijn in serie geschakeld en aangesloten op 36 V. Hoe groot is dan de spanning over de weerstand van 42 Ω?
12 V
18 V
24 V
36 V
Hoe groot is de vervangingsweerstand in het schema van de afbeelding?
19 Ω
88 Ω
32 Ω
28 Ω
Hoe groot is de hoofdstroom I in de afbeelding?
4,2 A
2,9 A
1,3 A
0,91 A
Hoe groot is stroomsterkte I1?
2,9 A
0,91 A
1,3 A
4,2 A
Een voltmeter heeft de volgende meetbereiken: 1 V - 5 V - 10 V - 50 V -100 V. Op welk meetbereik meet je dan het meest nauwkeurig een spanning van 12 V?
50 V
10 V
100 V
1 V
Twee lampen van respectievelijk 20 W en 50 W worden parallel geschakeld en aangesloten op 230 V. Hoe groot is het totale vermogen dat zij ontwikkelen?
14 W
30 W
50 W
70 W
Over begin (A) en eind (B) van een potentiometer staat 50 V. RA,B = 85 Ω. Het schuifcontact C is zo ingesteld dat RA,C = 35 Ω. Hoe groot is de spanning over AC?
29 V
21 V
35 V
50 V
Een smeltveiligheid (zekering) heeft een vermelding: T. Wat betekent dit?
Trilling, alleen voor wisselspanning.
Topwaarde, smelt door bij bereiken piekbelasting.
Traag, smelt niet onmiddelijk door bij overbelasting.
Transmissie, alleen voor doorgelaten stroom.
Op het gegevensplaatje van een centrifuge staan de volgende gegevens: 230 V 110 W 50 Hz 820 rpm Het apparaat heeft een zekering die doorsmelt bij overbelasting of kortsluiting. Welke waarde zal deze zekering hebben?